5.1 Praktijkontwikkeling
In dit hoofdstuk is er aandacht voor een reflectie op de praktijkontwikkeling vanuit het praktijkvraagstuk, de wisselwerking tussen veranderen, onderzoeken en professionaliseren, een blik op duurzaamheid en implicaties. Volgens van Pelt is praktijkontwikkeling gericht op verbetering. Het gaat tevens om het vergroten van kennis en vaardigheden van werkers en om de verandering van context en cultuur. Deze veranderingen zijn nodig om de uitvoeringspraktijk te verbeteren. Er is bij praktijkontwikkeling voortdurend aandacht voor het proces van ontwikkeling. Het is vooral een proces waar samengewerkt wordt door teams van werkers die ondersteund en gefaciliteerd worden door praktijkontwikkelaars. Het gaat bij praktijkontwikkeling om een sociaal proces van mensen die belang hebben bij praktijkverbetering en bereid zijn om daaraan mee te denken, mee te werken en bij te dragen, het gaat daarbij voortdurend om afstemmen en interveniëren. Praktijkontwikkeling is niet alleen een verbetering van de uitvoeringspraktijk van het sociaal werk ten behoeve van de client, maar het gaat bij praktijkontwikkeling ook om het vergroten van kennis en het toepassen van kennis en bewijs. Praktijkontwikkeling kan niet zonder het gebruik van kennis, het gaat daarbij om theoretische kennis en praktijkkennis (Van Pelt, 2011).
5.2 Vergelijking |
|
De beoogde stap van praktijkontwikkeling is om jeugdparticipatie in het jongerenwerk scherper en breder vorm te geven. Door het initiatief om praktijkonderzoek te doen binnen de organisatie, is jeugdparticipatie voor het eerst binnen het jongerenwerk concreet besproken op beleidsniveau. Ook hebben er voor het eerst professionals van verschillende afdelingen en verschillende groepen jongeren deelgenomen aan interviews, focusgroepen en workshops. Veranderingen zien we terug in de slagvaardigheid van de jongerenraad en de duidelijke speerpunten. Vergeleken met de situatie waarin het praktijkvraagstuk tot stand is gekomen, is er een duidelijke verschil in de waardering van jeugdparticipatie. Jeugdparticipatie wordt nu op beleidsniveau en in de wandelgangen besproken en de jongerenraden zijn opgevallen bij onder andere het Nationaal Comité 4 & 5 mei. Zo zijn de voorzitter van de Jongerenraad Almere en de voorzitter van Young Movement uitgenodigd voor een bijzondere ceremonie op het 5 mei bevrijdingsfestival 2019 in het KAF Almere. In aanwezigheid van onder andere minister-president Mark Rutte en ongeveer 250 andere genodigden werd stilgestaan bij het jaarthema 'In vrijheid kiezen'. Voor de jongeren was deze uitnodiging een bijzondere beleving en een unieke ervaring. Waar nog veel aandacht aan moet worden besteed is het werven van nieuwe leden. Vanuit de aanbevelingen kan daar met de juiste inzet verandering in worden gebracht. Een belangrijke vervolgstap is door middel van een campagne de successen van de jongeren te promoten in het onderwijs en bij andere netwerkpartners.
5.3 wisselwerking
Professionaliseren, veranderen en onderzoeken zijn volgens Vermaak geen gescheiden werelden, het is een continu proces waarbij deze werelden elkaar kunnen versterken (Vermaak, 2009). Een uitkomst van een onderzoek kan weerstand verwachten, het is daarom van belang dat belanghebbenden vanaf het begin af aan bij een praktijkonderzoek worden betrokken, zodat zij de verandering eerder zullen omarmen. Voor een praktijkonderzoek is het kenmerkend dat het stimuleren van de betrokkenheid van belanghebbenden tijdens het onderzoeksproces er direct voor zorgt dat er gewerkt wordt aan de implementatie van de onderzoeksresultaten. De implementatie en verankering van de onderzoekopbrengsten lopen na het afronden van het onderzoek door, de verantwoordelijkheid ligt echter niet alleen bij de praktijkonderzoeker, maar hangt ook af van de reikwijdte van de onderzoeksresultaten en van praktische aspecten zoals beschikbare tijd en roostering. Implementatiestrategieën kunnen helpen om de aanbevelingen geleidelijk en strategisch toe te passen (Van der Donk & van Lanen, 2017).
5.4 Duurzaamheid
De duurzame effecten van praktijkontwikkeling kunnen alleen gewaarborgd worden als het draagvlak voor het ontwikkelen en bevorderen van jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk in stand wordt gehouden. Jeugdparticipatie dient continu op de agenda van het jongerenwerk te blijven staan. Vanuit een intrinsieke motivatie en de aanbeveling JCoP, is het mogelijk om het traject van ontwikkeling en het bevorderen van jeugdparticipatie verder uit te kristalliseren. Tijdens het onderzoek is er veel kennis verworven, het toepassen van deze kennis via de aanbevelingen is een langdurig proces. Voor het onderzoek was er een vermoeden dat de meeste jongeren op jeugdbeleid niveau zich niet serieus genomen voelen, tijdens de interviews en focusgroepen is dit bevestigd. Het is nu ook duidelijk dat diezelfde jongeren bereid zijn om aan hun eigen positie en imago te werken. De aandacht vanuit het jongerenwerk lag meer bij het coachen van jongeren op het gebied van organiseren en het plannen van activiteiten en bijeenkomsten. Voor het jongerenwerk ligt er nu een duidelijke vraag van jongeren, waarmee ze aan de slag kunnen. Wat nieuw is, is dat er samen met de jongeren gewerkt wordt aan specifieke kennis en competenties, die ervoor kunnen zorgen dat jongeren een betere positie en een beter imago krijgen op diverse niveaus, waaronder het niveau van jeugdbeleid. Een discussiepunt is of de interventie garantie biedt op meer inspraak van jongeren, het succes is echter grotendeels afhankelijk van betrokkenen rondom jeugdbeleid.
Een kanttekening is dat de focus niet alleen op inspraak moet liggen, maar ook op de reeds verworven successen. Het bevorderen van jeugdparticipatie is mogelijk als er een solide basis is van vertrouwen, een handleiding is slechts een hulpmiddel. Trainingen, werkbezoeken en uitwisselingen zijn mooie instrumenten om kennis en ervaringen te verwerven. De kracht van het jongerenwerk en het bevorderen van jeugdparticipatie ligt vooral in de relatie met jongeren, waarbij vertrouwen en gelijkwaardigheid belangrijke elementen zijn (Veenbaas, 2017; Strijen, 2011). De verandering bij jongeren van non-participatief naar actieve participatie begint vaak met een eenvoudig persoonlijk gesprek, waarin de jongeren gestimuleerd en uitgedaagd worden door jongerenwerkers of actieve jongeren die al bezig zijn met jeugdparticipatie. Vervolgstappen zijn het bespreken van een mogelijke implementatie van JCoP en het in kaart brengen van wat er nodig is om tot implementatie te komen.
Een kanttekening is dat de focus niet alleen op inspraak moet liggen, maar ook op de reeds verworven successen. Het bevorderen van jeugdparticipatie is mogelijk als er een solide basis is van vertrouwen, een handleiding is slechts een hulpmiddel. Trainingen, werkbezoeken en uitwisselingen zijn mooie instrumenten om kennis en ervaringen te verwerven. De kracht van het jongerenwerk en het bevorderen van jeugdparticipatie ligt vooral in de relatie met jongeren, waarbij vertrouwen en gelijkwaardigheid belangrijke elementen zijn (Veenbaas, 2017; Strijen, 2011). De verandering bij jongeren van non-participatief naar actieve participatie begint vaak met een eenvoudig persoonlijk gesprek, waarin de jongeren gestimuleerd en uitgedaagd worden door jongerenwerkers of actieve jongeren die al bezig zijn met jeugdparticipatie. Vervolgstappen zijn het bespreken van een mogelijke implementatie van JCoP en het in kaart brengen van wat er nodig is om tot implementatie te komen.
5.5 implicaties
Volgens De Jonge is het bereiken van het hoogste niveau van professionaliteit en professionalisering alleen mogelijk wanneer een beroep een professionele identiteit bezit (De Jonge, 2015). Naast een onduidelijke identiteit is het gebrek aan kennis een belangrijke knelpunt in de professionalisering van het jongerenwerk (Metz, 2011). Kennisontwikkeling alleen is niet voldoende, nieuw ontwikkelde inzichten dienen ook in de praktijk toegepast te worden in het werkveld én het onderwijs. Boendermarker spreekt van verspreiding, adoptie en invoering. Beroepskrachten dienen kennis te nemen van nieuwe inzichten, bereid zijn om ermee te werken en uiteindelijk er daadwerkelijk mee aan de slag te gaan (Boendermaker, 2011; Metz, 2012).
De mate van professionalisering wordt bepaald door volgende dimensies: de aanwezigheid van een body of knowledge (kennisbank), de controle op de arbeidsmarkt, de controle op opleiding en training en beroepsideologie (beroepscode en beroepsethiek). De noodzaak is om de dimensies verder te ontwikkelen. De kennisbank van het jongerenwerk is mager van opbouw, het documenteren en het archiveren van nieuw opgedane kennis blijkt vooral een lokale aangelegenheid te zijn. Op de arbeidsmarkt zijn er voor het jongerenwerk geen expliciete opleidingsvereisten, simpelweg omdat er tot op heden nog steeds geen specifiek en volwaardig opleiding tot jongerenwerker bestaat, behalve een minor jongerenwerker aan de Hogeschool van Amsterdam. De minor is een interessante stap om een volwaardig opleiding jongerenwerk te bewerkstelligen en de discussie verder op gang te brengen. Op de beroepshouding en beroepsvaardigheden van het jongerenwerk zijn er weinig toetsinstrumenten in Nederland te vinden, er zijn weinig criteria over wat goed jongerenwerk is en nog minder instrumenten om ze te meten. De beroepsideologie van het jongerenwerk, die vanuit de normen en waarden het jongerenwerk als een vak rechtvaardigt, wordt ter discussie gesteld. Wanneer is iemand bevoegd en bekwaam om als jongerenwerker aan de slag te gaan? (Van Strijen, 2011).
In de afgelopen jaren vinden er ontwikkelingen plaats rondom de dimensies van Van Strijen. In 2014 heeft beroepsvereniging BV Jong een beroepscode vastgesteld. De beroepscode is een dynamisch document en aan de hand van op- en aanmerkingen vanuit de leden van de beroepsvereniging kan deze indien nodig bijgesteld worden. De beroepscode is een hulpmiddel in situaties waar ethische waarden en normen aan de orde zijn, het is een moreel kompas voor het jongerenwerk. Vanuit lectoraat Youthspot wordt er bijgedragen aan de professionalisering van het grootstedelijk jongerenwerk. Volgens Youthspot zijn er aanwijzingen dat het Multi-methodisch handelen van jongerenwerkers bijdraagt aan betere transformatiedoelen bij jongeren op het gebied van preventie, en het normaliseren en versterken van de eigen verantwoordelijkheid. Het lopende onderzoek “kracht van het jongerenwerk” dient meer inzicht te geven in wat nou precies de bijdrage is van het jongerenwerk. Gemeenten en samenwerkingspartners kunnen met dit inzicht beter samenwerken met het jongerenwerk
Op de Dag van het Jongerenwerk 2019 worden de resultaten gepresenteerd en zal de kracht van het jongerenwerk duidelijker worden (Youthspot, 2017). (Update: Inmiddels is het onderzoek afgerond, de resultaten zijn binnenkort online beschikbaar). Vanuit een persoonlijke professionele visie pleit ik voor meer saamhorigheid onder jongerenwerkers. Jongerenwerkers dienen zich te verenigen en lid te worden van Beroepsvereniging BV Jong en er mag extra aandacht worden gevraagd voor een “volwaardig” opleiding tot jongerenwerker. Het jongerenwerk van De Schoor en de jongeren in Almere delen een gezamenlijk vraagstuk op het gebied van identiteit en zeggenschap. Zowel het jongerenwerk als de jongeren willen meer gezien en gehoord worden. Jeugdparticipatie als onderdeel van het jongerenwerk is niet alleen een middel om jongeren te ondersteunen, maar het kan ook een middel zijn om de kracht van het jongerenwerk op beleidsniveau bespreekbaar te maken. De ontwikkeling van het jongerenwerk en de jeugdparticipatie is een langdurig en complex proces. De jongerenwerkers en de jongeren staan samen voor een mooie uitdaging de komende jaren.
De mate van professionalisering wordt bepaald door volgende dimensies: de aanwezigheid van een body of knowledge (kennisbank), de controle op de arbeidsmarkt, de controle op opleiding en training en beroepsideologie (beroepscode en beroepsethiek). De noodzaak is om de dimensies verder te ontwikkelen. De kennisbank van het jongerenwerk is mager van opbouw, het documenteren en het archiveren van nieuw opgedane kennis blijkt vooral een lokale aangelegenheid te zijn. Op de arbeidsmarkt zijn er voor het jongerenwerk geen expliciete opleidingsvereisten, simpelweg omdat er tot op heden nog steeds geen specifiek en volwaardig opleiding tot jongerenwerker bestaat, behalve een minor jongerenwerker aan de Hogeschool van Amsterdam. De minor is een interessante stap om een volwaardig opleiding jongerenwerk te bewerkstelligen en de discussie verder op gang te brengen. Op de beroepshouding en beroepsvaardigheden van het jongerenwerk zijn er weinig toetsinstrumenten in Nederland te vinden, er zijn weinig criteria over wat goed jongerenwerk is en nog minder instrumenten om ze te meten. De beroepsideologie van het jongerenwerk, die vanuit de normen en waarden het jongerenwerk als een vak rechtvaardigt, wordt ter discussie gesteld. Wanneer is iemand bevoegd en bekwaam om als jongerenwerker aan de slag te gaan? (Van Strijen, 2011).
In de afgelopen jaren vinden er ontwikkelingen plaats rondom de dimensies van Van Strijen. In 2014 heeft beroepsvereniging BV Jong een beroepscode vastgesteld. De beroepscode is een dynamisch document en aan de hand van op- en aanmerkingen vanuit de leden van de beroepsvereniging kan deze indien nodig bijgesteld worden. De beroepscode is een hulpmiddel in situaties waar ethische waarden en normen aan de orde zijn, het is een moreel kompas voor het jongerenwerk. Vanuit lectoraat Youthspot wordt er bijgedragen aan de professionalisering van het grootstedelijk jongerenwerk. Volgens Youthspot zijn er aanwijzingen dat het Multi-methodisch handelen van jongerenwerkers bijdraagt aan betere transformatiedoelen bij jongeren op het gebied van preventie, en het normaliseren en versterken van de eigen verantwoordelijkheid. Het lopende onderzoek “kracht van het jongerenwerk” dient meer inzicht te geven in wat nou precies de bijdrage is van het jongerenwerk. Gemeenten en samenwerkingspartners kunnen met dit inzicht beter samenwerken met het jongerenwerk
Op de Dag van het Jongerenwerk 2019 worden de resultaten gepresenteerd en zal de kracht van het jongerenwerk duidelijker worden (Youthspot, 2017). (Update: Inmiddels is het onderzoek afgerond, de resultaten zijn binnenkort online beschikbaar). Vanuit een persoonlijke professionele visie pleit ik voor meer saamhorigheid onder jongerenwerkers. Jongerenwerkers dienen zich te verenigen en lid te worden van Beroepsvereniging BV Jong en er mag extra aandacht worden gevraagd voor een “volwaardig” opleiding tot jongerenwerker. Het jongerenwerk van De Schoor en de jongeren in Almere delen een gezamenlijk vraagstuk op het gebied van identiteit en zeggenschap. Zowel het jongerenwerk als de jongeren willen meer gezien en gehoord worden. Jeugdparticipatie als onderdeel van het jongerenwerk is niet alleen een middel om jongeren te ondersteunen, maar het kan ook een middel zijn om de kracht van het jongerenwerk op beleidsniveau bespreekbaar te maken. De ontwikkeling van het jongerenwerk en de jeugdparticipatie is een langdurig en complex proces. De jongerenwerkers en de jongeren staan samen voor een mooie uitdaging de komende jaren.