4.1 introductie
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de professionaliseringsaspecten rondom het praktijkvraagstuk en het doorlopen traject, een karakterisering van het professionaliseringsvraagstuk in relatie tot de complexiteit van het praktijkvraagstuk en een persoonlijke reflectie als praktijkontwikkelaar, onderdelen van de organisatie en het beroep. Ter afsluiting is er aandacht voor een reeks vervolgstappen. Volgens het Nederlandse Jeugdinstituut (NJI) is professionalisering een continu en dynamisch proces dat gericht is op het uitdiepen en verbeteren van het beroep en op het verbeteren van de kwaliteit van de werkzaamheden. Professionalisering speelt zich af op twee niveaus: dat van het beroep en dat van het individu. Op het niveau van het beroep gaat het om het maken van het beroep tot een professie, dit noemen we de beroepsvorming. Op het niveau van het individu gaat het erom dat beroepskrachten hun competenties ontwikkelen, beide niveaus zijn in het proces van professionalisering nauw met elkaar verbonden. Een beroep dat meer macht en erkenning heeft verworven, heeft meer zeggenschap over de eigen deskundigheid en over de manier waarop deze deskundigheid kan worden ontwikkeld en ingezet. Daar staat tegenover dat de deskundigheid van individuele professionals de basis vormt van de macht en erkenning voor het beroep (Berger & Stevens, 2011). Het professionaliseren van het bevorderen van jeugdparticipatie vraagt aandacht voor de wijze waarop jongerenwerkers vanuit hun positie meer jongeren kunnen stimuleren en betrekken bij jeugdparticipatie. Hiervoor is er niet alleen kennis nodig over jeugdparticipatie, maar het vraagt ook ervaring om jeugdparticipatie daadwerkelijk uit te voeren als het gaat om het begeleiden en het trainen van jongeren. Door de positie van het jongerenwerk te versterken, zou het bevorderen van jeugdparticipatie effectiever en sneller ontwikkeld kunnen worden. De achterliggende gedachte bij een sterkere positie van het jongerenwerk is dat bijvoorbeeld het onderwijs en de lokale overheid direct het verband kunnen leggen tussen jeugdparticipatie en het jongerenwerk (Clarijs, 2017).
4.2 professionaliseringsvraagstuk
De Nederlandse Jeugdwet gaat vooral over preventie, vroege signalering en over de jeugd die zorg nodig heeft. In Nederland is er geen aparte wet die het jongerenwerk regelt. Ondanks een rijk historisch verleden heeft het jongerenwerk niet de status, positie en middelen waarop de Jeugdhulp kan steunen, er is onvoldoende erkenning. De positie van het jongerenwerk is door het ontbreken van een nationaal kader en door zijn lokale verschijningsvorm makkelijk te bekritiseren op zijn kwaliteit en effectiviteit. De vraag is vaak wat de maatschappelijke opdracht is van het jongerenwerk, daar wordt door gemeenten verschillend over gedacht. Juist doordat het jongerenwerk lokaal gefinancierd, georganiseerd en uitgevoerd wordt zijn er tussen de gemeenten grote verschillen in het jongerenwerk. Gemeenten bepalen, doordat zij het jongerenwerk financieren, de inzet en eisen ten aanzien van de uitkomsten en richten zich voornamelijk op overlastaanpak en talentontwikkeling. Op het gebied van overlastbestrijding heeft het jongerenwerk in samenwerking met de politie een deeltaak. Voor de meeste gemeenten is overlastbestrijding een doel van het jongerenwerk op zich, het jongerenwerk beschouwt het eerder als een mogelijk effect van het werk. Volgens Noorda is er daarom een verschil in focus en dit kan vaak dergelijke spanningen verklaren. Opvallend is dat jeugdparticipatie niet direct in verband wordt gebracht met het jongerenwerk, terwijl jeugdparticipatie onderdeel is van het jongerenwerk. Coussée geeft aan dat het jongerenwerk een grote invloed heeft op het leven van individuele jongeren en via de jongeren op het functioneren van de samenleving als geheel. Het is noodzakelijk om de professionaliteit van het jongerenwerk goed te positioneren, zodat er wordt voorkomen dat het jongerenwerk een speelbal wordt van maatschappelijke krachten of particuliere overtuigingen zoals politieke kleur, religie of clientisme (Cousseé, 2010).
Volgens Spierts zijn jongerenwerkers vergeleken met verpleegkundigen, onderwijzers en politieagenten, minder zichtbaar in het verdedigen van hun vak, de beweging van beroepstrots heeft niet veel bijval (Spierts, 2014). De positie en bijdrage van het jongerenwerk is in de samenwerkingsrelaties en verschillende samenwerkingsverbanden met de overheid en het onderwijs onvoldoende helder, er is kritiek op de kwaliteit en effectiviteit van het jongerenwerk, met andere woorden, de identiteit van het jongerenwerk is niet duidelijk genoeg (Metz, 2011). Volgens Clarijs heeft het jongerenwerk door de wisselende beleidsprioriteiten nooit de kans gehad zijn inhoud en zijn praktijk te laten rijpen is er daarom weinig geïnvesteerd in bijvoorbeeld methodiekontwikkeling en wetenschappelijk onderzoek (Clarijs, 2017).
Daar lijkt langzaam maar zeker verandering in te komen als we kijken naar onder andere het onderzoek ‘De Kracht van het Jongerenwerk’ door lectoraat Youthspot. Met het onderzoek wordt de kennisbasis van het jongerenwerk versterkt en het multimethodisch handelen onderbouwt. De positie van het jongerenwerk wordt stap voor stap versterkt. Andere kwaliteitsinstrumenten zijn in het handboek Improving youth work: your guide to quality development ontwikkeld. Het handboek helpt jongerenwerkers, (welzijns)organisaties en andere stakeholders om de kwaliteit van het jongerenwerk te verbeteren. Op Europees niveau vinden we kwaliteitsinstrumenten zoals de Inter City Youth Booklet on Indicators, een speciale gids waarmee de juiste indicatoren te kiezen zijn en de inzet voor verdere kwaliteitsontwikkeling bepaald kan worden voor het jongerenwerk (Van Manen, 2018).
Volgens Spierts zijn jongerenwerkers vergeleken met verpleegkundigen, onderwijzers en politieagenten, minder zichtbaar in het verdedigen van hun vak, de beweging van beroepstrots heeft niet veel bijval (Spierts, 2014). De positie en bijdrage van het jongerenwerk is in de samenwerkingsrelaties en verschillende samenwerkingsverbanden met de overheid en het onderwijs onvoldoende helder, er is kritiek op de kwaliteit en effectiviteit van het jongerenwerk, met andere woorden, de identiteit van het jongerenwerk is niet duidelijk genoeg (Metz, 2011). Volgens Clarijs heeft het jongerenwerk door de wisselende beleidsprioriteiten nooit de kans gehad zijn inhoud en zijn praktijk te laten rijpen is er daarom weinig geïnvesteerd in bijvoorbeeld methodiekontwikkeling en wetenschappelijk onderzoek (Clarijs, 2017).
Daar lijkt langzaam maar zeker verandering in te komen als we kijken naar onder andere het onderzoek ‘De Kracht van het Jongerenwerk’ door lectoraat Youthspot. Met het onderzoek wordt de kennisbasis van het jongerenwerk versterkt en het multimethodisch handelen onderbouwt. De positie van het jongerenwerk wordt stap voor stap versterkt. Andere kwaliteitsinstrumenten zijn in het handboek Improving youth work: your guide to quality development ontwikkeld. Het handboek helpt jongerenwerkers, (welzijns)organisaties en andere stakeholders om de kwaliteit van het jongerenwerk te verbeteren. Op Europees niveau vinden we kwaliteitsinstrumenten zoals de Inter City Youth Booklet on Indicators, een speciale gids waarmee de juiste indicatoren te kiezen zijn en de inzet voor verdere kwaliteitsontwikkeling bepaald kan worden voor het jongerenwerk (Van Manen, 2018).
4.3 praktijkonderzoek
Een onderzoek van Van Pelt heeft eraan bijgedragen dat de opleiding Master Social Work een bijdrage levert aan het professionaliseren van het sociaal werk. Sociaal-culturele professionals kunnen via de opleiding leren hoe zij aan praktijkontwikkeling kunnen werken. Om praktijk te kunnen ontwikkelen, dient men zich competenties eigen te maken op het gebied van het toepassen van kennis in het ontwerpen, implementeren en evalueren van een verbetering van de uitvoering van de hulp- dienstverlening aan cliënten in de organisatie, regievoering en het hanteren van meervoudige perspectieven. Dit participatieve en iteratieve proces levert kennisontwikkeling op voor het vak en draagt op die manier bij aan de beroepsontwikkeling (Van Pelt, 2011).
Het praktijkonderzoek ‘Jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk’ heeft bijgedragen aan professionalisering door op diverse niveaus jeugdparticipatie bespreekbaar te maken. Er is discussie ontstaan over het huidige beleid en er zijn vragen ontstaan bij bestaande werkwijzen. Professionals en jongeren zijn in dialoog gegaan over wat er dient te veranderen en op basis van de meningen en ervaringen zijn daar aanbevelingen uit voortgekomen. De rol van het jongerenwerk op het gebied van jeugdparticipatie is op stedelijk niveau onder de aandacht gebracht bij diverse stakeholders, hiermee is er een stap gemaakt om de positie van het jongerenwerk en de jongeren te verbeteren.
Het praktijkonderzoek ‘Jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk’ heeft bijgedragen aan professionalisering door op diverse niveaus jeugdparticipatie bespreekbaar te maken. Er is discussie ontstaan over het huidige beleid en er zijn vragen ontstaan bij bestaande werkwijzen. Professionals en jongeren zijn in dialoog gegaan over wat er dient te veranderen en op basis van de meningen en ervaringen zijn daar aanbevelingen uit voortgekomen. De rol van het jongerenwerk op het gebied van jeugdparticipatie is op stedelijk niveau onder de aandacht gebracht bij diverse stakeholders, hiermee is er een stap gemaakt om de positie van het jongerenwerk en de jongeren te verbeteren.
4.4 veranderinterventies
Boonstra & De Caluwé zijn van mening dat professioneel handelen gebaseerd is op het doordacht en weloverwogen kiezen van interventiemethodieken, met kennis van de onderliggende handelingsprincipes van deze methodieken. Door toepassing van nieuwe methodieken kunnen veranderaars ervaringen opdoen en ervaringskennis uitwisselen om zo bij te dragen aan de ontwikkeling van het veranderkundig vakgebied en aan het betekenisvol veranderen van samenwerkingspatronen. De bijdrage van de veranderinterventies aan de professionalisering van jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk kan mede mogelijk gemaakt worden middels een website. Literatuur en rapporten over jeugdparticipatie worden vaak door instituties, onderzoekers en docenten beschreven.
Jeugdparticipatie wordt niet direct in verband gebracht met het jongerenwerk en dat is erg jammer. Door de website www.jeugd-participatie.nl op te bouwen met jongeren is er een podium gecreëerd voor het jongerenwerk en de jongerenraden. De mogelijkheid bestaat dat de website een startpagina wordt voor jeugdparticipatie. De website kan aangevuld worden met artikelen, papers, videoblogs, een chatsysteem of promotiefilmpjes over jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk. Na het ontwikkelen van de website kan er nagedacht worden over een speciale jeugdparticipatie-app, de digitale wereld is immers tegenwoordig het speelveld van de jeugd (Van Dorsselaer e.a, 2016).
Jeugdparticipatie wordt niet direct in verband gebracht met het jongerenwerk en dat is erg jammer. Door de website www.jeugd-participatie.nl op te bouwen met jongeren is er een podium gecreëerd voor het jongerenwerk en de jongerenraden. De mogelijkheid bestaat dat de website een startpagina wordt voor jeugdparticipatie. De website kan aangevuld worden met artikelen, papers, videoblogs, een chatsysteem of promotiefilmpjes over jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk. Na het ontwikkelen van de website kan er nagedacht worden over een speciale jeugdparticipatie-app, de digitale wereld is immers tegenwoordig het speelveld van de jeugd (Van Dorsselaer e.a, 2016).
4.5 Reflectie
Op het niveau van het individu heb ik mijn beroepscompetenties ontwikkeld rondom jeugdparticipatie en op welke wijze ik als veranderaar en praktijkontwikkelaar diverse rollen kan vervullen binnen de beroepspraktijk. Ik heb geleerd om mijn beroepsbekwaamheid te vergroten door kennis op te bouwen en door stapsgewijs te reflecteren in een leerproces. Schön beschrijft reflection-in-action, waarbij de professional tijdens het handelen reflecteert op het handelen. Reflectie vervult een belangrijke rol voor professionals die geconfronteerd worden met de onverwachte situaties die in het jongerenwerk regelmatig voorkomen. Technische kennis, theoretische kennis, intuïtie, verborgen kennis en reflectie beïnvloeden het handelen en het bijsturen daarvan. Volgens Schön maak je deze impliciete kennis expliciet, als je je bewust wordt van wat je al weet. Door bewuster te zijn van je eigen handelen kun je daarin zo nodig verandering aanbrengen (Geenen, 2018).
De opleiding Master Social Work heeft mij nieuwe inzichten gegeven. Tijdens de opleiding heb ik mezelf beter leren kennen en ben ik meer bewust geworden van mijn eigen potentieel en op welke wijze ik als jongerenwerker mijn beroep uitoefen. Als jongerenwerker werk ik sociaal-constructief vanuit de empowerment gedachte (Payne, 2014). Ik vind het belangrijk dat jongeren geholpen worden om hun persoonlijke doelen te bereiken. Jongeren die hun eigen problemen uiteindelijk kunnen oplossen, hebben daar op de lange termijn veel meer baat bij dan bij een geprogrammeerde oplossing door een professional (Parton & O’Byrne, 2007).
Talentontwikkeling en jeugdparticipatie zijn uitstekende middelen om vanuit de empowermentgedachte te werken. Het waarderend waarnemen (AI) en Theory U versterken mijn constructieve manier van werken. Een diepere laag wordt bereikt en dat motiveert mij om meer vanuit AI te werken. Tevens wil ik mij meer verdiepen in Phronèsis en emergentie om meer zicht te krijgen op de (verander)processen binnen onze organisatie. Ik denk namelijk dat jeugdparticipatie nog veel beter ontwikkeld kan worden vanuit onze organisatie, maar nog veel te weinig gedragen wordt in Almere. Ik wil de weerbarstige patronen die vernieuwing tegenhouden beter begrijpen en ik wil leren hoe ik daar het beste mee om kan gaan om daarin toch verandering te brengen. Ik wil als Master Social Worker niet alleen maar met mensen uit mijn eerste schil verbinden, maar ook met mensen, afdelingen en andere organisaties die in de 2e of 3e schil staan en verantwoordelijk zijn voor de weerbarstige patronen. Persoonlijk wil ik leren hoe ik mijn eigen weerbarstige patronen kan ontwortelen en doorbreken. Uiteindelijk wil ik leren hoe ik optimaal onbegrensd kan denken en gefocust kan handelen (Vermaak, 2017). Dit doe ik door met vallen en opstaan, praktische stappen te ondernemen en in verbinding te blijven met mijn omgeving (Van den Nieuwenhof, 2013).
De opleiding Master Social Work heeft mij nieuwe inzichten gegeven. Tijdens de opleiding heb ik mezelf beter leren kennen en ben ik meer bewust geworden van mijn eigen potentieel en op welke wijze ik als jongerenwerker mijn beroep uitoefen. Als jongerenwerker werk ik sociaal-constructief vanuit de empowerment gedachte (Payne, 2014). Ik vind het belangrijk dat jongeren geholpen worden om hun persoonlijke doelen te bereiken. Jongeren die hun eigen problemen uiteindelijk kunnen oplossen, hebben daar op de lange termijn veel meer baat bij dan bij een geprogrammeerde oplossing door een professional (Parton & O’Byrne, 2007).
Talentontwikkeling en jeugdparticipatie zijn uitstekende middelen om vanuit de empowermentgedachte te werken. Het waarderend waarnemen (AI) en Theory U versterken mijn constructieve manier van werken. Een diepere laag wordt bereikt en dat motiveert mij om meer vanuit AI te werken. Tevens wil ik mij meer verdiepen in Phronèsis en emergentie om meer zicht te krijgen op de (verander)processen binnen onze organisatie. Ik denk namelijk dat jeugdparticipatie nog veel beter ontwikkeld kan worden vanuit onze organisatie, maar nog veel te weinig gedragen wordt in Almere. Ik wil de weerbarstige patronen die vernieuwing tegenhouden beter begrijpen en ik wil leren hoe ik daar het beste mee om kan gaan om daarin toch verandering te brengen. Ik wil als Master Social Worker niet alleen maar met mensen uit mijn eerste schil verbinden, maar ook met mensen, afdelingen en andere organisaties die in de 2e of 3e schil staan en verantwoordelijk zijn voor de weerbarstige patronen. Persoonlijk wil ik leren hoe ik mijn eigen weerbarstige patronen kan ontwortelen en doorbreken. Uiteindelijk wil ik leren hoe ik optimaal onbegrensd kan denken en gefocust kan handelen (Vermaak, 2017). Dit doe ik door met vallen en opstaan, praktische stappen te ondernemen en in verbinding te blijven met mijn omgeving (Van den Nieuwenhof, 2013).
4.6 Vervolgstappen
De reflectie wordt vertaald naar vervolgstappen op het gebied van professionalisering in het kader van het praktijkvraagstuk. Voor punt 5 kan gebruik worden gemaakt van een stappenplan (zie bijlage 6).
1. Profileren als Master Social Worker binnen de organisatie en mezelf aanbieden binnen het jongerenwerk, maar ook op andere afdelingen;
2. Profileren op social media en de website www.jeugd-participatie.nl als praktijkontwikkelaar en veranderaar door het schrijven van actuele artikelen vanuit het jongerenwerk;
3. Als lid van de BVJong (beroepsvereniging) als Master Social Work mezelf aanbieden om met vakgenoten te bouwen aan een sterkere beroepsvereniging met aandacht voor jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk;
4. Samen met collega´s en jongeren op werkbezoek bij collega jongerenwerkers en jeugdraden. Breed verbinden en samenwerken, kennis delen en samen ontwikkelen;
5. Met het management bespreken op welke wijze JCoP ingezet kan worden;
6. JCoP implementeren binnen de organisatie en via de website www.jeugd-participatie.nl promoten;
7. Het beroep jongerenwerker sterker en aantrekkelijker online promoten middels videovlogs in samenwerking met de jeugdraden.
1. Profileren als Master Social Worker binnen de organisatie en mezelf aanbieden binnen het jongerenwerk, maar ook op andere afdelingen;
2. Profileren op social media en de website www.jeugd-participatie.nl als praktijkontwikkelaar en veranderaar door het schrijven van actuele artikelen vanuit het jongerenwerk;
3. Als lid van de BVJong (beroepsvereniging) als Master Social Work mezelf aanbieden om met vakgenoten te bouwen aan een sterkere beroepsvereniging met aandacht voor jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk;
4. Samen met collega´s en jongeren op werkbezoek bij collega jongerenwerkers en jeugdraden. Breed verbinden en samenwerken, kennis delen en samen ontwikkelen;
5. Met het management bespreken op welke wijze JCoP ingezet kan worden;
6. JCoP implementeren binnen de organisatie en via de website www.jeugd-participatie.nl promoten;
7. Het beroep jongerenwerker sterker en aantrekkelijker online promoten middels videovlogs in samenwerking met de jeugdraden.