Artikel 12
Dit document heeft als doel om een overzicht te geven van de wettelijke bepalingen en verplichtingen die kunnen helpen bij het bepalen van kaders die ervoor kunnen zorgen dat jeugdparticipatie professioneel bevorderd kan worden. Vanuit juridisch oogpunt is participatie sinds 1989 een recht dat is vastgesteld in artikel 12 van het internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind. Alle kinderen zouden in staat gesteld moeten worden om hun eigen mening te vormen en het recht hebben om dit vrijuit te doen met betrekking tot alle zaken die voor hen van belang zijn (Dedding, 2013, pp. 21-23). In 1995 heeft Nederland het verdrag getekend en is bij de wet verplicht en verantwoordelijk om de jeugd de mogelijkheid te bieden om te kunnen participeren (Verenigde Naties, 2009). De kinderombudsman bevestigt dat naar de meningen en vragen van kinderen en jongeren geluisterd moet worden (Ombudsman, 2018).
In 2007 verschijnt er een nota “Alle kansen voor alle kinderen” waarin benadrukt wordt dat kinderen en jongeren in staat moeten zijn om mee te denken, mee te beslissen en mee te doen in de samenleving. In de nota staat niet op welke wijze de deelname van jongeren vorm moet krijgen. De nationale nota bouwt voort op drie internationale nota: het internationale Verdrag Inzake de Rechten van het kinderen, met name artikel 12, de nota “World Programme of Action for Youth tot he Year 2000 uit 1995 en de nota “Een nieuw plan voor Europa’s jeugd" uit 2001, dat is opgesteld door de Europese Commissie (Feringa, 2013, p.14). Jeugdparticipatie is op internationaal en nationaal niveau wettelijk vastgelegd en wordt meerdere malen onderstreept als urgent en noodzakelijk. Dit blijkt ook weer op basis van een “General Comment” op het internationale verdrag artikel 12, waarin wordt benadrukt dat het recht op participatie door kinderen niet louter symbolisch of decoratief mag zijn (Verenigde Naties, 2009).
Gezien de wetten en nota’s, zowel op internationaal, nationaal als gemeentelijk niveau, is jeugdparticipatie zeer gewenst en belangrijk. Clarijs onderstreept het belang van jeugdparticipatie. De wettelijke bepalingen zijn gebaseerd op het feit dat de jeugd het beste weet wat voor henzelf belangrijk is, er is een maatschappelijk en persoonlijk belang in jeugdparticipatie. De jeugd heeft recht op inspraak en invloed en er dienen vormen van medezeggenschapsstructuren aanwezig te zijn. Voor de ontwikkeling van zelfvertrouwen, zelfrespect en sociale verantwoordelijkheid is participatie nodig (Clarijs, 2015, p. 235). Jeugdparticipatie is een internationaal recht en wordt internationaal gedragen en aanbevolen, het is zelfs een opdracht om jeugdparticipatie te bevorderen. Opvallend is dat de meeste respondenten niet op de hoogte zijn van dit recht. Althans, in de gesprekken is slechts één keer aangekaart dat jeugdparticipatie een recht is. De veronderstelling is dat men onwetend is of men het niet belangrijk genoeg vindt om het te benoemen. Ondanks dat jeugdparticipatie sinds 1995 wettelijk bepaald is, lijkt het erop dat pas in de afgelopen jaren er serieus aandacht aan wordt besteed in Nederland. Uitgangspunten en richtlijnen voor jeugdparticipatie zijn direct vanuit het verdrag voor de rechten van het kind af te leiden. De formele Verklaring van de Rechten van het kind heeft een duidelijke, educatieve boodschap, maar geeft geen richtlijnen aan voor de wijze waarop jeugdparticipatie vormgegeven moet worden in de praktijk (Ponte & Verbeek, p. 42, 2014).
Jeugdparticipatie in de kinderschoenen
In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Verwey-Jonker Instituut in samenwerking met Stichting Alexander onderzoek gedaan naar de staat van jeugdparticipatie bij 122 gemeenten in Nederland. Met de resultaten van het onderzoek wil het ministerie vooral gemeenten die niet actief bezig zijn met jeugdparticipatie aansporen om werk te maken van jeugdparticipatie. Tevens is het onderzoek bedoeld ter inspiratie. Jeugdparticipatie staat volgens vele gemeenten nog in de kinderschoenen. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet in 2015 is er meer budget voor jeugdparticipatie, met name in gemeenten met meer dan 50.000 inwoners. Opvallend is dat het merendeel van de gemeenten behoefte heeft aan handvatten om jeugdparticipatie vorm te geven en niet tevreden is met wat er nu bereikt wordt met jeugdparticipatie (Mak, 2016).
Dit document heeft als doel om een overzicht te geven van de wettelijke bepalingen en verplichtingen die kunnen helpen bij het bepalen van kaders die ervoor kunnen zorgen dat jeugdparticipatie professioneel bevorderd kan worden. Vanuit juridisch oogpunt is participatie sinds 1989 een recht dat is vastgesteld in artikel 12 van het internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind. Alle kinderen zouden in staat gesteld moeten worden om hun eigen mening te vormen en het recht hebben om dit vrijuit te doen met betrekking tot alle zaken die voor hen van belang zijn (Dedding, 2013, pp. 21-23). In 1995 heeft Nederland het verdrag getekend en is bij de wet verplicht en verantwoordelijk om de jeugd de mogelijkheid te bieden om te kunnen participeren (Verenigde Naties, 2009). De kinderombudsman bevestigt dat naar de meningen en vragen van kinderen en jongeren geluisterd moet worden (Ombudsman, 2018).
In 2007 verschijnt er een nota “Alle kansen voor alle kinderen” waarin benadrukt wordt dat kinderen en jongeren in staat moeten zijn om mee te denken, mee te beslissen en mee te doen in de samenleving. In de nota staat niet op welke wijze de deelname van jongeren vorm moet krijgen. De nationale nota bouwt voort op drie internationale nota: het internationale Verdrag Inzake de Rechten van het kinderen, met name artikel 12, de nota “World Programme of Action for Youth tot he Year 2000 uit 1995 en de nota “Een nieuw plan voor Europa’s jeugd" uit 2001, dat is opgesteld door de Europese Commissie (Feringa, 2013, p.14). Jeugdparticipatie is op internationaal en nationaal niveau wettelijk vastgelegd en wordt meerdere malen onderstreept als urgent en noodzakelijk. Dit blijkt ook weer op basis van een “General Comment” op het internationale verdrag artikel 12, waarin wordt benadrukt dat het recht op participatie door kinderen niet louter symbolisch of decoratief mag zijn (Verenigde Naties, 2009).
Gezien de wetten en nota’s, zowel op internationaal, nationaal als gemeentelijk niveau, is jeugdparticipatie zeer gewenst en belangrijk. Clarijs onderstreept het belang van jeugdparticipatie. De wettelijke bepalingen zijn gebaseerd op het feit dat de jeugd het beste weet wat voor henzelf belangrijk is, er is een maatschappelijk en persoonlijk belang in jeugdparticipatie. De jeugd heeft recht op inspraak en invloed en er dienen vormen van medezeggenschapsstructuren aanwezig te zijn. Voor de ontwikkeling van zelfvertrouwen, zelfrespect en sociale verantwoordelijkheid is participatie nodig (Clarijs, 2015, p. 235). Jeugdparticipatie is een internationaal recht en wordt internationaal gedragen en aanbevolen, het is zelfs een opdracht om jeugdparticipatie te bevorderen. Opvallend is dat de meeste respondenten niet op de hoogte zijn van dit recht. Althans, in de gesprekken is slechts één keer aangekaart dat jeugdparticipatie een recht is. De veronderstelling is dat men onwetend is of men het niet belangrijk genoeg vindt om het te benoemen. Ondanks dat jeugdparticipatie sinds 1995 wettelijk bepaald is, lijkt het erop dat pas in de afgelopen jaren er serieus aandacht aan wordt besteed in Nederland. Uitgangspunten en richtlijnen voor jeugdparticipatie zijn direct vanuit het verdrag voor de rechten van het kind af te leiden. De formele Verklaring van de Rechten van het kind heeft een duidelijke, educatieve boodschap, maar geeft geen richtlijnen aan voor de wijze waarop jeugdparticipatie vormgegeven moet worden in de praktijk (Ponte & Verbeek, p. 42, 2014).
Jeugdparticipatie in de kinderschoenen
In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Verwey-Jonker Instituut in samenwerking met Stichting Alexander onderzoek gedaan naar de staat van jeugdparticipatie bij 122 gemeenten in Nederland. Met de resultaten van het onderzoek wil het ministerie vooral gemeenten die niet actief bezig zijn met jeugdparticipatie aansporen om werk te maken van jeugdparticipatie. Tevens is het onderzoek bedoeld ter inspiratie. Jeugdparticipatie staat volgens vele gemeenten nog in de kinderschoenen. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet in 2015 is er meer budget voor jeugdparticipatie, met name in gemeenten met meer dan 50.000 inwoners. Opvallend is dat het merendeel van de gemeenten behoefte heeft aan handvatten om jeugdparticipatie vorm te geven en niet tevreden is met wat er nu bereikt wordt met jeugdparticipatie (Mak, 2016).