2.1 Introductie
In dit hoofdstuk is er aandacht voor de vertaling van het praktijkvraagstuk naar de benodigde kennisontwikkeling en daarbij horende kennisvraag en handelingsvraag, tevens bevat dit hoofdstuk een beschrijving van het doorlopen onderzoeksproces met een reflectie op aanpassingen daarin, een samenvatting van de belangrijkste conclusies, opbrengsten en de belangrijkste aanbevelingen die voor de eigen praktijk nog in het verschiet liggen. Er is sprake van praktijkonderzoek wanneer professionals in hun eigen beroepspraktijk onderzoek doen met als doel deze praktijk te verbeteren of beter te leren bergrijpen (Van der Donk & Van Lanen, 2017). Bij een kwalitatief praktijkonderzoek is het van belang dat de resultaten van het onderzoek toepasbaar zijn in de praktijk (Swanborn, 2006).
De focus van dit praktijkonderzoek ligt op het verduidelijken van de wijze waarop het bevorderen van jeugdparticipatie geprofessionaliseerd kan worden vanuit de organisatie. De achterliggende gedachte is dat door het professionaliseren van het bevorderen van jeugdparticipatie, het voortbestaan van de jeugdraden gewaarborgd wordt en de kwaliteit en effectiviteit van jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk wordt verbeterd.
Het beoogde resultaat is dat met name meer kansarme en kwetsbare jeugd vanuit hun leefwereld betere aansluiting in hun ontwikkeling naar volwassenheid kunnen vinden, en dat de verwachtingen rondom jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk verduidelijkt worden. Een verduidelijking van jeugdparticipatie zou kunnen zorgen voor meer aansluiting, samenwerking en interesse in jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk. De kennis en handelingsvragen van dit onderzoek zijn op welke wijze jongeren meer inspraak kunnen genereren en het jongerenwerk de jeugdparticipatie scherper en sterker vanuit de organisatie neer kan zetten, om jeugdparticipatie te bevorderen.
De focus van dit praktijkonderzoek ligt op het verduidelijken van de wijze waarop het bevorderen van jeugdparticipatie geprofessionaliseerd kan worden vanuit de organisatie. De achterliggende gedachte is dat door het professionaliseren van het bevorderen van jeugdparticipatie, het voortbestaan van de jeugdraden gewaarborgd wordt en de kwaliteit en effectiviteit van jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk wordt verbeterd.
Het beoogde resultaat is dat met name meer kansarme en kwetsbare jeugd vanuit hun leefwereld betere aansluiting in hun ontwikkeling naar volwassenheid kunnen vinden, en dat de verwachtingen rondom jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk verduidelijkt worden. Een verduidelijking van jeugdparticipatie zou kunnen zorgen voor meer aansluiting, samenwerking en interesse in jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk. De kennis en handelingsvragen van dit onderzoek zijn op welke wijze jongeren meer inspraak kunnen genereren en het jongerenwerk de jeugdparticipatie scherper en sterker vanuit de organisatie neer kan zetten, om jeugdparticipatie te bevorderen.
2.2 kennisontwikkeling
De regulatieve cyclus is een cyclus die aangeeft waarop onderzoek kan worden toegepast. Het model kan gebruikt worden om de beoogde praktijkontwikkeling in de eigen praktijk te beschrijven. Vanuit deze beschreven situatie komt naar voren welke stappen er nodig zijn om het praktijkvraagstuk verder te brengen, dit noemen we praktijkontwikkeling (De Kreek, 2018). Volgens Van Strien is de regulatieve cyclus, een systematisch besluitvormingsproces over praktische vraagstukken (praktijkproblemen), waarbij er sturend wordt ingegrepen in een praktijk, met de bedoeling een meer ideale situatie te bereiken (De kreek, 2014; Van der Donk & van Lanen, 2017; Dijkum, 2014). Werken aan praktijkonderzoek levert kennis op en als deze kennis verspreid en gedeeld wordt binnen en buiten de organisatie, dan kan het geheel een plaats krijgen in het kennis- en handelingsdomein van het sociaal werk. Praktijkkennis wordt op deze manier gelegitimeerd, en versterkt de positie van het beroep: er is dan sprake van ontwikkeling van het beroep. In het kwadrant is dit de ontwikkeling van het beroep, de kennis en de praktijk.

Het basis model van de 8 van Oostrik en Schilder
verbind hiermee de empirische cylcus van De Groot en de regulatieve cyclus van Van Strien.
In het model is te zien op welke wijze theoretische kennis, praktijkkennis en competenties met elkaar verbonden zijn en welke stappen nodig zijn om het ontwikkelen en toepassen van deze kennis in de praktijk te brengen. Er is sprake van een iteratief proces, waarmee aan kennisvermeerdering gewerkt wordt over en voor het sociaal werk (Van Pelt, 2011).
Vanuit deze gedachte is in dit praktijkonderzoek aandacht besteed aan mogelijke interventies en zijn er praktische stappen ondernomen om de cyclus te starten en het proces op gang te brengen. In het proces is gebruik gemaakt van kennis en ervaringen van respondenten, waarbij de respondenten deels eigenaar zijn van de interventie: er is sprake van een persoonlijke belang (Hendriks, 2014).
Vanuit deze gedachte is in dit praktijkonderzoek aandacht besteed aan mogelijke interventies en zijn er praktische stappen ondernomen om de cyclus te starten en het proces op gang te brengen. In het proces is gebruik gemaakt van kennis en ervaringen van respondenten, waarbij de respondenten deels eigenaar zijn van de interventie: er is sprake van een persoonlijke belang (Hendriks, 2014).
2.3 Hoofd- en deelvragen
De hoofdvraag is voortgekomen uit diverse wensen van stakeholders. Het management van de Schoor wenst een onderzoek naar een format jeugdparticipatie en de jongeren wensen meer inspraak op het jeugdbeleid in Almere. Doelstelling van het praktijkonderzoek ligt o.a. op het verduidelijken van op welke wijze het bevorderen van jeugdparticipatie geprofessionaliseerd kan worden vanuit het jongerenwerk. Een belangrijke kanttekening is dat het onderzoek niet alleen gaat om het verzamelen van kennis, maar het onderzoek zet ook direct aan tot praktijkontwikkeling, een verandering, een mogelijke innovatie binnen de organisatie.
Hoofdvraag: Op welke wijze kan het bevorderen van jeugdparticipatie met een centrale rol voor jeugdraden, geprofessionaliseerd worden vanuit De Schoor?
De resultaten van deelvragen zullen helpen antwoord te geven op de hoofdvraag
Deelvraag 1 Welke mate van en welke soort inspraak heeft en wil de jeugd op het gebied van (jeugd)beleid?
Deelvraag 2 Wat zijn succesfactoren en belemmeringen?
Deelvraag 3 Wat kan er gedaan worden om de kennis van jongeren en jongerenwerkers op het gebied van jeugdparticipatie te bevorderen?
Deelvraag 4 Op welke wijze kan De Schoor een format ontwerpen en het gebruik van jeugdparticipatie in de vorm van jeugdraden binnen de organisatie stimuleren?
Hoofdvraag: Op welke wijze kan het bevorderen van jeugdparticipatie met een centrale rol voor jeugdraden, geprofessionaliseerd worden vanuit De Schoor?
De resultaten van deelvragen zullen helpen antwoord te geven op de hoofdvraag
Deelvraag 1 Welke mate van en welke soort inspraak heeft en wil de jeugd op het gebied van (jeugd)beleid?
Deelvraag 2 Wat zijn succesfactoren en belemmeringen?
Deelvraag 3 Wat kan er gedaan worden om de kennis van jongeren en jongerenwerkers op het gebied van jeugdparticipatie te bevorderen?
Deelvraag 4 Op welke wijze kan De Schoor een format ontwerpen en het gebruik van jeugdparticipatie in de vorm van jeugdraden binnen de organisatie stimuleren?
2.4 onderzoeksproces
De zes kernactiviteiten in de cyclus voor praktijkonderzoek zijn de stappen: oriënteren, richten, plannen, verzamelen, analyseren en concluderen, ontwerpen en rapporteren en presenteren. Deze stappen zijn nodig om antwoorden te vinden op de hoofd- en deelvragen van het praktijkonderzoek (Van der Donk en Van Lanen, 2017). De onderzoeksvorm is een beschrijvend onderzoek, namelijk het in kaart brengen van de praktijksituatie rondom jeugdparticipatie. Een hoge validiteit en betrouwbaarheid voor het onderzoek is te realiseren door richtlijnen te gebruiken. Een van deze richtlijnen is het gebruik van triangulatie (Van der Donk en van Lanen, 2017). Een uitgebreid overzicht over richtlijnen en triangulatie is te vinden in het procesverslag van dit onderzoek (Pattipeiluhu, 2019). Door triangulatie toe te passen wordt de validiteit vergroot en de betrouwbaarheid van de data gecontroleerd. Er ontstaat een rijker beeld van de beroepspraktijk als er op verschillende manieren informatie wordt verzameld, en tevens door de verschillende bronnen aan informatie door verschillende personen te laten verzamelen en analyseren. Als de data op verschillende manieren verzameld worden, dan worden de conclusies krachtiger (Van der Donk en van Lanen, 2017).
Als begeleider van de Jongerenraad Almere en als onderzoeker had ik twee rollen die mogelijk tot een conflict kon leiden, zoals sociaalwenselijke antwoorden. Mijn onderzoeksactiviteiten moesten verenigbaar zijn met de waarden en werkomstandigheden in mijn beroepspraktijk. Als onderzoeker moet je namelijk bij een dubbelrol voortdurend omschakelen om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen van het onderzoek. Zich bewust zijn van het eigen normatieve kader en dat van anderen is voor een praktijkonderzoeker zeer belangrijk (Van der Donk en Van Lanen, 2017; Van Ewijk & Kunneman, 2015). De respondenten zijn ruim voor het interview en de focusgroepen persoonlijke benaderd en geïnformeerd over het doel van het onderzoek met toelichting op mijn rol als onderzoeker en hun rol als respondent. De respondenten hebben na de interviews positief gereageerd. De meeste respondenten hebben namelijk aangegeven ook na het onderzoek een bijdrage te willen leveren, om jeugdparticipatie verder te ontwikkelen. Vanaf September 2017 t/m Januari 2019 is er desktop research en literatuuronderzoek gedaan. Tevens zijn er verkennende gesprekken gehouden met jeugdraden, een aantal docenten van de opleiding Master Social Work, een expert van Stichting Alexander en Master Social Workers en jongeren van de jeugdraad CORO uit New York. De verkenning heeft geholpen om het onderzoeksontwerp beter te vormen en in te richten, en om de hoofd- en deelvragen te bepalen. In mijn Essay “Kwetsbaar krachtig zijn” lag de focus in het onderzoek op het ontwikkelen van een format. Na het vooronderzoek is het ontwikkelen van een format deelvraag 4 geworden (Pattipeiluhu, 2017). De nadruk van het onderzoek ligt nu meer op het bevorderen van jeugdparticipatie, omdat deze vraag beter aansluit op de verschillende wensen en belangen van de stakeholders.
In de periode oktober 2018 t/m november 2018 zijn er 14 semigestructureerde interviews gehouden met 4 jongeren en 10 professionals. Semigestructureerde interviews worden ook wel kwalitatieve of diepte-interviews genoemd. Middels een vooropgesteld interviewschema zijn er vragen gesteld. Ook er was ruimte om door te vragen om meer gedetailleerde informatie te krijgen, wat het doel is van kwalitatief onderzoek. Na de interviews zijn er twee focusgroepen georganiseerd. Een focusgroep (ook wel focusgroep-interview genoemd) is een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij een groep mensen wordt samengebracht om te discussiëren over een vooraf bepaald onderwerp (Swanborn, 2006; Swean, 2017).
Van de interviews zijn er een aantal tekstfragmenten geselecteerd en besproken tijdens de focusgroepen, van de focusgroepen zijn er tekstfragmenten geselecteerd en besproken tijdens een workshop (experiment). In bijlage 7 een overzicht van tekstfragmenten van professionals en jongeren. Er hebben 10 professionals deelgenomen aan de eerste focusgroep, aan de tweede focusgroep hebben 10 jongeren deelgenomen. Van de 10 professionals was er 1 kinderwerker, 1 teamleider en 8 jongerenwerkers. Van de 10 jongeren waren er 6 lid van de Jongerenraad Almere, 1 van Jongeren Veilig Stadshart Almere (JVSA) en 3 jongeren van het Jongerencentrum Place2B. Van de interviews en focusgroepen zijn audio- en video-opnamen gemaakt. De audiobestanden zijn getranscribeerd en vervolgens ingevoerd in Maxqda. Maxqda is een softwareprogramma dat is ontworpen voor computergestuurde tekst- en multimedia-analyse in academische, wetenschappelijke en zakelijke instellingen. Het software programma is ontworpen voor gebruik in onderzoek met kwalitatieve, kwantitatieve en gemengde methoden.
In Maxqda zijn 1503 tekstfragmenten gelabeld en gekoppeld aan de vier deelvragen en vier aanvullende vragen. Vervolgens is er open, axiaal en conceptueel gecodeerd (Evers, 2015).
In bijlage 1 een overzicht van de codering en de daaruit voortvloeiende thema’s. Na de focusgroepen is er een experiment gehouden in de vorm van een workshop met 10 professionals en 8 jongeren. Het doel van deze workshop was dat professionals en jongeren samen in verbinding stonden en specifiek gingen brainstormen en werken aan het bevorderen van jeugdparticipatie. Onder begeleiding van een expert is er enthousiast gereageerd en werd daarmee de aanbeveling (H 2.8.1) die ik voor ogen had gevalideerd. Een gevarieerde groep van deelnemers in kennis en achtergronden, zorgt voor verschillende perspectieven. Om deze reden is er ook een online survey gedaan (Zie bijlage 5). Dit is gedaan om voornamelijk data te genereren van jongeren die geen lid zijn van een jongerenraad. Het beoogde aantal respondenten voor de online survey was 50, uiteindelijk hebben 78 respondenten de survey ingevuld. De respondenten komen voornamelijk uit Almere en zijn via social media en whatsapp persoonlijk benaderd. De respondenten die hebben deelgenomen aan de interviews en focusgroepen, hebben mogelijke oplossingen en verbeterpunten aangegeven, deze zijn schematisch in bijlage 1 te vinden onder het thema ‘advies van respondenten’. In bijlage 8 is een overzicht te vinden van de resultaten per deelvraag. De onderzoeksresultaten zijn in vier bijeenkomsten gepresenteerd aan professionals en jongeren.
Hieronder volgt een schematisch overzicht van de wijze waarop het onderzoek is verlopen, met de daaraan gekoppelde onderzoeksinstrumenten.
Als begeleider van de Jongerenraad Almere en als onderzoeker had ik twee rollen die mogelijk tot een conflict kon leiden, zoals sociaalwenselijke antwoorden. Mijn onderzoeksactiviteiten moesten verenigbaar zijn met de waarden en werkomstandigheden in mijn beroepspraktijk. Als onderzoeker moet je namelijk bij een dubbelrol voortdurend omschakelen om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen van het onderzoek. Zich bewust zijn van het eigen normatieve kader en dat van anderen is voor een praktijkonderzoeker zeer belangrijk (Van der Donk en Van Lanen, 2017; Van Ewijk & Kunneman, 2015). De respondenten zijn ruim voor het interview en de focusgroepen persoonlijke benaderd en geïnformeerd over het doel van het onderzoek met toelichting op mijn rol als onderzoeker en hun rol als respondent. De respondenten hebben na de interviews positief gereageerd. De meeste respondenten hebben namelijk aangegeven ook na het onderzoek een bijdrage te willen leveren, om jeugdparticipatie verder te ontwikkelen. Vanaf September 2017 t/m Januari 2019 is er desktop research en literatuuronderzoek gedaan. Tevens zijn er verkennende gesprekken gehouden met jeugdraden, een aantal docenten van de opleiding Master Social Work, een expert van Stichting Alexander en Master Social Workers en jongeren van de jeugdraad CORO uit New York. De verkenning heeft geholpen om het onderzoeksontwerp beter te vormen en in te richten, en om de hoofd- en deelvragen te bepalen. In mijn Essay “Kwetsbaar krachtig zijn” lag de focus in het onderzoek op het ontwikkelen van een format. Na het vooronderzoek is het ontwikkelen van een format deelvraag 4 geworden (Pattipeiluhu, 2017). De nadruk van het onderzoek ligt nu meer op het bevorderen van jeugdparticipatie, omdat deze vraag beter aansluit op de verschillende wensen en belangen van de stakeholders.
In de periode oktober 2018 t/m november 2018 zijn er 14 semigestructureerde interviews gehouden met 4 jongeren en 10 professionals. Semigestructureerde interviews worden ook wel kwalitatieve of diepte-interviews genoemd. Middels een vooropgesteld interviewschema zijn er vragen gesteld. Ook er was ruimte om door te vragen om meer gedetailleerde informatie te krijgen, wat het doel is van kwalitatief onderzoek. Na de interviews zijn er twee focusgroepen georganiseerd. Een focusgroep (ook wel focusgroep-interview genoemd) is een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij een groep mensen wordt samengebracht om te discussiëren over een vooraf bepaald onderwerp (Swanborn, 2006; Swean, 2017).
Van de interviews zijn er een aantal tekstfragmenten geselecteerd en besproken tijdens de focusgroepen, van de focusgroepen zijn er tekstfragmenten geselecteerd en besproken tijdens een workshop (experiment). In bijlage 7 een overzicht van tekstfragmenten van professionals en jongeren. Er hebben 10 professionals deelgenomen aan de eerste focusgroep, aan de tweede focusgroep hebben 10 jongeren deelgenomen. Van de 10 professionals was er 1 kinderwerker, 1 teamleider en 8 jongerenwerkers. Van de 10 jongeren waren er 6 lid van de Jongerenraad Almere, 1 van Jongeren Veilig Stadshart Almere (JVSA) en 3 jongeren van het Jongerencentrum Place2B. Van de interviews en focusgroepen zijn audio- en video-opnamen gemaakt. De audiobestanden zijn getranscribeerd en vervolgens ingevoerd in Maxqda. Maxqda is een softwareprogramma dat is ontworpen voor computergestuurde tekst- en multimedia-analyse in academische, wetenschappelijke en zakelijke instellingen. Het software programma is ontworpen voor gebruik in onderzoek met kwalitatieve, kwantitatieve en gemengde methoden.
In Maxqda zijn 1503 tekstfragmenten gelabeld en gekoppeld aan de vier deelvragen en vier aanvullende vragen. Vervolgens is er open, axiaal en conceptueel gecodeerd (Evers, 2015).
In bijlage 1 een overzicht van de codering en de daaruit voortvloeiende thema’s. Na de focusgroepen is er een experiment gehouden in de vorm van een workshop met 10 professionals en 8 jongeren. Het doel van deze workshop was dat professionals en jongeren samen in verbinding stonden en specifiek gingen brainstormen en werken aan het bevorderen van jeugdparticipatie. Onder begeleiding van een expert is er enthousiast gereageerd en werd daarmee de aanbeveling (H 2.8.1) die ik voor ogen had gevalideerd. Een gevarieerde groep van deelnemers in kennis en achtergronden, zorgt voor verschillende perspectieven. Om deze reden is er ook een online survey gedaan (Zie bijlage 5). Dit is gedaan om voornamelijk data te genereren van jongeren die geen lid zijn van een jongerenraad. Het beoogde aantal respondenten voor de online survey was 50, uiteindelijk hebben 78 respondenten de survey ingevuld. De respondenten komen voornamelijk uit Almere en zijn via social media en whatsapp persoonlijk benaderd. De respondenten die hebben deelgenomen aan de interviews en focusgroepen, hebben mogelijke oplossingen en verbeterpunten aangegeven, deze zijn schematisch in bijlage 1 te vinden onder het thema ‘advies van respondenten’. In bijlage 8 is een overzicht te vinden van de resultaten per deelvraag. De onderzoeksresultaten zijn in vier bijeenkomsten gepresenteerd aan professionals en jongeren.
Hieronder volgt een schematisch overzicht van de wijze waarop het onderzoek is verlopen, met de daaraan gekoppelde onderzoeksinstrumenten.
2.5 Jeugdparticipatie praktijkvoorbeelden
Jeugdparticipatie is volgens De Winter een manier om de invloed van jongeren op hun eigen leefsituatie en leefomgeving te vergroten en het is een middel om de betrokkenheid van jongeren bij de samenleving als geheel te vormen en te versterken (De Winter, 1995). Clarijs benadrukt dat participatie een essentiële voorwaarde is voor het ontwikkelen van zelfvertrouwen, zelfrespect en sociale verantwoordlelijkheid (Clarijs, 2015). Wat opvalt is dat de meeste literatuur over jeugdparticipatie gaat over het belang en de meerwaarde ervan en niet direct over de uitvoering. In de praktijk is er een aantal initiatieven gevonden, die concreet vanuit de jeugdparticipatiegedachte werken. De gemeente Zwolle heeft in samenwerking met het jongerenwerk van Travers en honderden jongeren een nieuw jongerencentrum laten bouwen in de wijk Stadshagen. In Jongerencentrum Level Z streeft men naar 100% jeugdparticipatie. Bijzonder is dat het jongerencentrum onder verantwoording ligt van 17 werkgroepen die bestaan uit jongeren. Iedere werkgroep heeft een eigen voorzitter en een eigen budget. De werkwijze komt overeen met onze eigen jeugdraden, een verschil lijkt er te zijn op de mate van verantwoording in de programmering. Een werkbezoek aan Level Z kan inspiratie en mogelijk een vorm van samenwerking opleveren, om jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk in co-creatie met jongeren verder te ontwikkelen. Andere vormen van jeugdparticipatie die aansluiten op dit onderzoek zijn in Zaanstad te vinden. Raaz is speciaal opgericht om positief jeugdbeleid en jongerenparticipatie in Zaanstad te realiseren. Jongeren die een lokaal initiatief willen opzetten, worden vanuit Raaz ondersteunt. Tevens geeft Raaz invulling aan een jongerenadviesraad voor de gemeente Zaanstad (Nederlands Jeugdinstituut, 2019).
In het onderzoeksrapport “de staat van jeugdparticipatie bij 122 gemeenten in Nederland” staat volgens de meeste gemeenten jeugdparticipatie in de kinderschoenen (Mak, 2016). In de praktijk is er vanuit het jongerenwerk veel ervaring in jeugdparticipatie. Het lijkt erop dat jeugdparticipatie niet consequent en bewust benoemd en gepromoot wordt vanuit het jongerenwerk. Jongerencentrum Level Z is een praktisch voorbeeld van hoe het jongerenwerk samen met de gemeente en jongeren, jeugdparticipatie kan uitvoeren en bevorderen vanuit een bottom-up principe (Nederlands Jeugdinstituut, 2019; Metz, 2013).
In het onderzoeksrapport “de staat van jeugdparticipatie bij 122 gemeenten in Nederland” staat volgens de meeste gemeenten jeugdparticipatie in de kinderschoenen (Mak, 2016). In de praktijk is er vanuit het jongerenwerk veel ervaring in jeugdparticipatie. Het lijkt erop dat jeugdparticipatie niet consequent en bewust benoemd en gepromoot wordt vanuit het jongerenwerk. Jongerencentrum Level Z is een praktisch voorbeeld van hoe het jongerenwerk samen met de gemeente en jongeren, jeugdparticipatie kan uitvoeren en bevorderen vanuit een bottom-up principe (Nederlands Jeugdinstituut, 2019; Metz, 2013).
2.6 samenvatting conclusies onderzoek
Het doel van dit onderzoek was om antwoord te krijgen op welke wijze het bevorderen van jeugdparticipatie met een centrale rol voor jeugdraden, geprofessionaliseerd kan worden vanuit de Schoor. De resultaten uit het onderzoek laat zien dat de jongeren zich niet serieus genomen voelen, het verwijt is een zwakke positie en imago. De jongeren zijn tevreden in de wederkerigheid met jongerenwerkers en ervaren voldoende inspraak binnen het jongerenwerk. De professionals zijn van mening dat er te weinig kennis wordt gedeeld en dat het belangrijk is, dat er gewerkt en gedacht wordt vanuit een intrinsieke motivatie.
2.7 opbrengsten
Een opbrengst die in het kader van de doelstellingen gerealiseerd is, is dat jeugdparticipatie inhoudelijk, binnen en buiten de organisatie van De Schoor, op diverse niveaus met verschillende stakeholders besproken wordt. Concreet heeft dit ertoe geleid dat de jongeren van de Jongerenraad Almere en Young Movement stappen hebben gemaakt op het gebied van profilering en deskundigheidsbevordering. Zo is de Jongerenraad Almere op bezoek geweest bij de 1e en 2e kamer in Den Haag, hebben verschillende groepen jongeren vanuit De Schoor de nieuwe raadszaal met burgermeester Frank Weerwind geopend en heeft een groot aantal van deze jongeren persoonlijk meegedaan aan het onderzoek, waaronder de jeugdparticipatie workshop, de interviews en de focusgroepen. De jongeren zijn veranderd in actieve leden en durven meer te ondernemen en op de voorgrond te treden op diverse niveaus. De standaard wekelijkse bijeenkomsten worden nu meer gecombineerd met activiteiten waarbij de jongeren zich meer bewust zijn van hun eigen rol als lid van de jongerenraad.
Een aantal jongeren is ook actief betrokken bij het ontwikkelen van de nieuwe jeugdparticipatiewebsite www.jeugd-participatie.nl. De website is in het leven geroepen om aandacht te vragen voor jeugdparticipatie en om de vormen van jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk te promoten. Tevens is het doel van de website om als startpagina te fungeren voor jeugdparticipatie. Een andere belangrijke opbrengst is het opnieuw bespreekbaar maken waar de Jongerenraad Almere eigenlijk voor staat. De jongeren hebben in twee bijeenkomsten vier speerpunten bepaald waar zij zich de komende jaren op willen focussen. Een opbrengst op het gebied van verbinden, zijn de contacten die zijn gemaakt met diverse organisaties en experts op het gebied van jeugdparticipatie. Opbrengsten zie ik ook terug bij mijzelf als professional. Als praktijkontwikkelaar heb ik nu veel beter zicht op de diverse posities en rollen binnen de eigen organisaties en waardoor ik beter kan verbinden en er ruimte ontstaat tot veranderen. In mijn rol als veranderaar heb ik een discussie aangewakkerd om jongeren te financieel te faciliteren, op managementniveau wordt de kwestie momenteel besproken.
Een aantal jongeren is ook actief betrokken bij het ontwikkelen van de nieuwe jeugdparticipatiewebsite www.jeugd-participatie.nl. De website is in het leven geroepen om aandacht te vragen voor jeugdparticipatie en om de vormen van jeugdparticipatie vanuit het jongerenwerk te promoten. Tevens is het doel van de website om als startpagina te fungeren voor jeugdparticipatie. Een andere belangrijke opbrengst is het opnieuw bespreekbaar maken waar de Jongerenraad Almere eigenlijk voor staat. De jongeren hebben in twee bijeenkomsten vier speerpunten bepaald waar zij zich de komende jaren op willen focussen. Een opbrengst op het gebied van verbinden, zijn de contacten die zijn gemaakt met diverse organisaties en experts op het gebied van jeugdparticipatie. Opbrengsten zie ik ook terug bij mijzelf als professional. Als praktijkontwikkelaar heb ik nu veel beter zicht op de diverse posities en rollen binnen de eigen organisaties en waardoor ik beter kan verbinden en er ruimte ontstaat tot veranderen. In mijn rol als veranderaar heb ik een discussie aangewakkerd om jongeren te financieel te faciliteren, op managementniveau wordt de kwestie momenteel besproken.
2.8 aanbevelingen veranderen en professionaliseren
Op basis van de onderzoekresultaten is er rekening gehouden met de diverse behoeften van de professionals en jongeren. Geïnspireerd door de respondenten en literatuur, heeft dit geresulteerd in een aantal aanbevelingen. De drie belangrijkste aanbevelingen zullen hieronder beschreven worden en sluiten aan op de hoofdvraag, het bevorderen van jeugdparticipatie met een centrale rol voor de jeugdraden. Er is aansluiting omdat er vooral gewerkt wordt vanuit het bottom-up principe en het relatieprincipe Vanuit het relatieprincipe is niet alleen gelijkwaardigheid belangrijk, maar ook zelfbeschikking en eigenaarschap (Hendriks, 2014).
2.8.1 Jeugdparticipatie Community of practice (jcop)
Het lerend vermogen en het bevorderen van jeugdparticipatie kan versterkt worden door het creëren van een leer- en werkomgeving. Het jongerenwerk kan innoveren, door te investeren en risico’s nemen. Bij innoveren horen activiteiten zoals verkennen, experimenteren en vernieuwen, de eerste aanbeveling is een Jeugdparticipatie Community of Practice (JCoP).
De praktijkvoorbeelden en onderzoeksresultaten onderbouwen de JCoP aanbeveling. JCoP is afgeleid van een CoP en kan gezien worden als een organisch format, waarbij gelijkwaardigheid, veiligheid en actiegericht leren en werken centraal staan. (Boonstra & De Caluwé, 2006). Een CoP is gericht op het vernieuwen van een situatie, door te kijken naar de onderliggende patronen en waarden van de bestaande vraagstukken, in dit geval het bevorderen van jeugdparticipatie, de jeugd een centrale rol daarin te laten nemen en daardoor de mogelijkheid te creëren om te professionaliseren vanuit het jongerenwerk (Wenger, 1998; Spierts, 2005; Metz, 2012; Adringa, 2014; Van Ewijk & Kunneman, 2013). JCoP is een hybride vorm van een denktank en een werkatelier. Het idee voor een JCoP is een groep van maximaal zes professionals en maximaal acht jongeren die vanuit de verschillende accommodaties van het jongerenwerk en eventueel kinderwerk een kerngroep vormen. Daaromheen zit een 2e schil die we als supportgroep kunnen beschouwen. De supportgroep kan in principe uit meer deelnemers bestaan en heeft diverse rollen. In de supportgroep kunnen leden aansluiten van binnen en buiten de organisatie, te denken aan bijvoorbeeld een ambtenaar, een directeur, een manager, een docent maar ook jongeren van een andere jeugdraad. Zij kunnen als ambassadeur JCoP vertegenwoordigen in hun eigen netwerk. De supportgroep kan ook gebruik maken van de kerngroep als een soort klankbord, waarbij centrale vragen en antwoorden meegenomen kunnen worden naar hun eigen netwerk. Zo kan bijvoorbeeld een ambtenaar of een docent een agendapunt introduceren, waarover de kerngroep zich kan buigen, maar andersom kan de kerngroep ook een agendapunt neerleggen bij de supportgroep. De centrale gedachte is dat de jongerenwerkers en de jongeren continu leidend zijn in JCoP en dat de supportgroep de kerngroep ondersteund en daar waar mogelijk punten kan inbrengen of meenemen. JCoP kan gezien worden als een experimentele broedplaats waar jongerenwerkers en jongeren van de diverse jeugdraden stap voor stap uitzoeken wat er nodig is om zich te kunnen ontwikkelen. JCoP kan als middel worden ingezet om bestaande groepen jongeren te versterken in ervaringen, kennis en nieuwe inzichten. De acht jongeren volgen naast hun functie binnen JCoP een leer- en werktraject Cirkelparticipatie (Zie H 2.8.3) en kunnen zich profileren via de website www.jeugd-participatie.nl. Hun verworven kennis en ervaringen nemen ze mee terug naar de accommodaties / jeugdraden, waar ze als rolmodellen kunnen fungeren vanuit de peer-methodiekgedachte (Abdallah, 2016).
De praktijkvoorbeelden en onderzoeksresultaten onderbouwen de JCoP aanbeveling. JCoP is afgeleid van een CoP en kan gezien worden als een organisch format, waarbij gelijkwaardigheid, veiligheid en actiegericht leren en werken centraal staan. (Boonstra & De Caluwé, 2006). Een CoP is gericht op het vernieuwen van een situatie, door te kijken naar de onderliggende patronen en waarden van de bestaande vraagstukken, in dit geval het bevorderen van jeugdparticipatie, de jeugd een centrale rol daarin te laten nemen en daardoor de mogelijkheid te creëren om te professionaliseren vanuit het jongerenwerk (Wenger, 1998; Spierts, 2005; Metz, 2012; Adringa, 2014; Van Ewijk & Kunneman, 2013). JCoP is een hybride vorm van een denktank en een werkatelier. Het idee voor een JCoP is een groep van maximaal zes professionals en maximaal acht jongeren die vanuit de verschillende accommodaties van het jongerenwerk en eventueel kinderwerk een kerngroep vormen. Daaromheen zit een 2e schil die we als supportgroep kunnen beschouwen. De supportgroep kan in principe uit meer deelnemers bestaan en heeft diverse rollen. In de supportgroep kunnen leden aansluiten van binnen en buiten de organisatie, te denken aan bijvoorbeeld een ambtenaar, een directeur, een manager, een docent maar ook jongeren van een andere jeugdraad. Zij kunnen als ambassadeur JCoP vertegenwoordigen in hun eigen netwerk. De supportgroep kan ook gebruik maken van de kerngroep als een soort klankbord, waarbij centrale vragen en antwoorden meegenomen kunnen worden naar hun eigen netwerk. Zo kan bijvoorbeeld een ambtenaar of een docent een agendapunt introduceren, waarover de kerngroep zich kan buigen, maar andersom kan de kerngroep ook een agendapunt neerleggen bij de supportgroep. De centrale gedachte is dat de jongerenwerkers en de jongeren continu leidend zijn in JCoP en dat de supportgroep de kerngroep ondersteund en daar waar mogelijk punten kan inbrengen of meenemen. JCoP kan gezien worden als een experimentele broedplaats waar jongerenwerkers en jongeren van de diverse jeugdraden stap voor stap uitzoeken wat er nodig is om zich te kunnen ontwikkelen. JCoP kan als middel worden ingezet om bestaande groepen jongeren te versterken in ervaringen, kennis en nieuwe inzichten. De acht jongeren volgen naast hun functie binnen JCoP een leer- en werktraject Cirkelparticipatie (Zie H 2.8.3) en kunnen zich profileren via de website www.jeugd-participatie.nl. Hun verworven kennis en ervaringen nemen ze mee terug naar de accommodaties / jeugdraden, waar ze als rolmodellen kunnen fungeren vanuit de peer-methodiekgedachte (Abdallah, 2016).
2.8.2 Intrinsieke motivatie
Om jeugdparticipatie te bevorderen en actief iets te betekenen in de ontwikkeling van jeugdparticipatie bij jongeren en professionals, is intrinsieke motivatie van groot belang. Het bespreekbaar maken van intrinsieke motivatie binnen de organisatie en met de jongeren, kan leiden tot meer deelname aan de jeugdraden en een krachtigere ontwikkeling van jeugdparticipatie binnen het jongerenwerk. Intrinsieke motivatie is de wil of de drang in iemand om bepaalde handelingen te verrichten, waarmee een zeker doel bereikt kan worden. De motivatie kan gevonden worden in de taak zelf, omdat door het uitvoeren daarvan plezier en tevredenheid ervaren wordt. Extrinsieke motivatie staat voor het verrichten van een taak, omdat omgevingsfactoren daarbuiten hiertoe aanzetten. De leeromgeving zorgt ervoor dat deelnemers worden gemotiveerd. Volgens Rigby vormen extrinsieke en intrinsieke motivatie de basis van het leerproces en zal dit leiden tot een leerproces van hoge kwaliteit in JCoP (Rigby, 1992).
2.8.3 Cirkelparticipatie
Vanuit de wensen en behoeften van jongerenwerkers en jongeren die hebben meegedaan met dit onderzoek, is cirkelparticipatie als concept bedacht. Cirkelparticipatie is geïnspireerd op de werkwijze van de jeugdraad van CORO New York, waar de jongeren deelnemen aan een intensief leertraject, waarbij ze onder begeleiding van twee Master Social Workers plannen bedenken en uitvoeren om wijk gerelateerde vraagstukken op te lossen. Hiervoor heeft de jeugdraad van CORO een budget van 1 miljoen dollar (Coro New York, 2019). Het concept van cirkelparticipatie dient vanuit eigen inzichten verder binnen JCoP uitgewerkt te worden en er kan gebruikt worden gemaakt van de supportgroep, maar ook van andere bronnen. Het concept cirkelparticipatie kent een vicieuze cirkel, een traject waar leden van JCoP in kunnen stromen en samen met jongerenwerkers kunnen werken aan competenties, cognitieve vaardigheden vanuit de 21st century skills. De 21st century skills is een verzamelterm voor competenties die van belang zijn in de huidige kennis- en netwerksamenleving, te denken aan het oplossen van problemen, communiceren, samenwerken, zelfregulering, sociale en culturele vaardigheden (burgerschap), creatief denken, ICT-basisvaardigheden en mediawijsheid (Marzano, 2012). De leden van JCoP kunnen zelf bepalen welke skills in hun beleving aandacht nodig hebben, op deze wijze is er afstemming in persoonlijke behoeften.
Ter illustratie een tabel van een cirkelparticipatietraject waaraan gesleuteld dient te worden door de leden van JCoP. In dit traject wordt er gebruikt gemaakt van bestaande en nog te ontwikkelen middelen en activiteiten, waaraan de jongeren deelnemen. Het traject is gevuld met praktijkervaringen opdoen tijdens evenementen van Young Movement, werkbezoeken bij organisaties of externe jeugdraden en eindigt met een uitwisseling buiten Almere. Het afronden van het traject wordt bekroont met een certificaat, ondertekend door bijvoorbeeld de directeur van De Schoor en de burgermeester van Almere. Vervolgens keren de jongeren na de zomervakantie als alumni terug in het traject, hiermee is de cirkel rond en spreken we van Cirkelparticipatie. Een neveneffect kan zijn dat deze jongeren door kunnen stromen naar een vaste baan, bijvoorbeeld als raadslid of via een opleiding als jongerenwerker. Binnen het modelconcept JCoP en cirkelparticipatie is er een verbinding in theoretische kennis, praktijkkennis en competenties en valt dit samen in het basismodel van 8 Oostrik en Schilder (Van Pelt, 2011).
Het concept cirkelparticipatie is terug te vinden in Young Leaders. Young Leaders is een activeringsprogramma speciaal voor jongeren die een pedagogische stimulans kunnen gebruiken. Het programma is gericht op kwetsbare jongeren die gestimuleerd worden om in hun ontwikkeling tot zelfbewuste personen de verantwoordelijkheid te nemen iets te doen voor hun eigen buurt. Jongeren die meedoen bouwen nieuwe competenties op, leren op zichzelf en hun toekomst te reflecteren en worden geactiveerd om hun eigen kwaliteiten in te zetten als positief rolmodel voor andere kwetsbare jongeren. De jongeren worden in Young Leaders in 10 bijeenkomsten getraind en versterken hun vaardigheden op het gebied van presenteren, organiseren en samenwerken. Tijdens deze training bedenken deelnemers een of meerdere plannen voor het organiseren van sociale activiteiten in hun buurt (Noorda, 2015).
Een verschil tussen het idee van cirkelparticipatie en Young Leaders, is dat bij cirkelparticipatie de professionals net als de jongeren een actieve rol hebben binnen het leren en experimenteren. De nadruk ligt bij Cirkelparticipatie veel meer op de interactie en het samen leren, daarnaast is er extra aandacht voor het behoud van kennis en ervaringen van jongeren door jongeren als alumni of betaalde kracht terug te laten stromen binnen het traject.
Het concept cirkelparticipatie is terug te vinden in Young Leaders. Young Leaders is een activeringsprogramma speciaal voor jongeren die een pedagogische stimulans kunnen gebruiken. Het programma is gericht op kwetsbare jongeren die gestimuleerd worden om in hun ontwikkeling tot zelfbewuste personen de verantwoordelijkheid te nemen iets te doen voor hun eigen buurt. Jongeren die meedoen bouwen nieuwe competenties op, leren op zichzelf en hun toekomst te reflecteren en worden geactiveerd om hun eigen kwaliteiten in te zetten als positief rolmodel voor andere kwetsbare jongeren. De jongeren worden in Young Leaders in 10 bijeenkomsten getraind en versterken hun vaardigheden op het gebied van presenteren, organiseren en samenwerken. Tijdens deze training bedenken deelnemers een of meerdere plannen voor het organiseren van sociale activiteiten in hun buurt (Noorda, 2015).
Een verschil tussen het idee van cirkelparticipatie en Young Leaders, is dat bij cirkelparticipatie de professionals net als de jongeren een actieve rol hebben binnen het leren en experimenteren. De nadruk ligt bij Cirkelparticipatie veel meer op de interactie en het samen leren, daarnaast is er extra aandacht voor het behoud van kennis en ervaringen van jongeren door jongeren als alumni of betaalde kracht terug te laten stromen binnen het traject.